In deze avonddienst wordt Cantate 161 (“Komm, du süße Todesstunde”) van Johannes Sebastiaan Bach uitgevoerd door Cantatecollectief ‘Ewiges Feuer’ o.l.v. Geke Bruining. Eske Tibben is de alt en Maarten Romkes de tenor.
Cantate 161 is één van Bachs vroege cantates, geschreven te Weimar voor de zestiende zondag na Trinitatis (27 september 1716). In dit jaar valt deze zondag op 24 september. Het is één van de meest uitgevoerde cantates, dus misschien ook wel één van de mooiste, in elk geval een uiterst fijnzinnige. Het Cantatecollectief voert de cantate uit in een later in Leipzig wat aangepaste versie. Zonder “flauti dolce” (blokfluiten), maar met traverso’s, de dwarsfluiten uit die tijd.
Bach liet zich inspireren door de in zijn tijd voor deze zondag voorgeschreven Bijbeltekst gelinkt aan de Luthers liturgische kalender. De tekst voor deze zondag is in het daarom Lucas 7: 11-17, waarin Jezus de gestorven jongeling te Naïn uit de doden opwekt. In die tijd las men deze tekst niet als levensbevestigend wonder, maar als beeld van iets anders, de “Thodessehnsucht”. Het verlangen naar de dood. Dit is de toen wijdverbreide gedachte: hoe korter op aarde, hoe eerder in het eeuwige leven bij Christus. We worden als doden immers tot leven gewekt. Er wacht ons een beter leven. We beleven het leven, maar ook de dood nu anders. Wel vertolkt de muziek van Bach een perspectief voor ons allen: het beloofde Koninkrijk van God in Christus.
Voorganger: ds. Wim Loosman
Schriftlezing: Lukas 7: 11-17
Organist: Alex Visscher