Onlangs werd er gevraagd naar de betekenis van de brandende tafelkaarsen op onze liturgische tafel. Ze worden op enkele uitzonderingen na iedere zondag aan het begin van de viering aangestoken.
Over de twee kaarsen wordt wel gezegd dat ze verwijzen naar het Oude en Nieuwe Testament. Zo mogen de brandende kaarsen gezien worden, maar het gaat vooral om het verspreiden van het licht van de opstanding. Onze kerkdiensten worden geleid van achter de tafel, die in het midden staat van het podium.
Die tafel verwijst naar de eerste gemeenten, waarin iedere viering bestond uit een maaltijd waarin het brood gegeten en de wijn werd gedronken. Aan het einde van zo´n grootste maaltijd, werd ook ´het avondmaal´ gevierd. Een echte preek was er in de eerste gemeenten nog niet. Wel werden er voordrachten gehouden, die eeuwen later pas de vorm van een zelfstandige preek hebben gekregen. Nog weer veel later bleef de preek over en werd ´de Maaltijd van de Heer´ in de reformatorische kerken maar vier keer per jaar gevierd. Jammer genoeg. Het leiden van de dienst vanachter de tafel verwijst naar de oorsprong van onze kerk als maaltijdgemeenschap. Wat een mooi symbool.
Door het aansteken van de tafelkaarsen aan het begin van de dienst op deze tafel brengen wij het opstandingslicht van Christus naar de tafel. Het licht van de Paaskaars wordt overgebracht naar de tafel. Het is geen moment van hilariteit. Blijft het kaarsje onderweg wel branden? Nemen de kaarsen het licht over? Het is bedoeld als moment van rust en stilte. Stil worden door en voor het Licht, dat Jezus wil zijn. De Paaskaars verwijst naar de opgestane Christus en dat opstandingslicht wordt naar de tafel gebracht. Het is de plaats van het delen van brood en wijn. Daar past het licht van deze kaarsen bij, want in het boek Openbaring staat dat in de toekomst de nieuwe stad zal neerdalen. In die stad is er geen tempel meer en is er geen licht van zon en maan meer nodig, want het Lam zelf zal voor ons het licht zijn. Openbaring 21:. 22Maar een tempel zag ik niet in de stad, want God, de Heer, de Almachtige, is haar tempel, met het lam. 23De stad heeft het licht van de zon en de maan niet nodig: over haar schijnt Gods luister, en het lam is haar licht. (Openbaring 21:22 en 23). De tafelkaarsen wijzen ons naar deze toekomst, waar het Lam zelf (dat de zonden der wereld wegdraagt) ons licht zal zijn.